asook

Uit WikiWoordenboek

Afrikaans

Woordafbreking
  • as·ook

Voegwoord

asook

  1. alsook, alsmede
    «In die siluur was daar mosagtige, vaatryke plante langs mere, strome en aan die kus, asook klein geleedpotiges op die droë grond.»
    In het siluur waren er mosoachtige, vaatrijke planten langs meren, stromen en aan de kust, alsmede kleine geleedpotigen op de droge grond.