aquarelleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aqua·rel·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
aquarelleren

aquarelleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van aquarelleren
    • Ik aquarelleerde. 
    • Jij aquarelleerde. 
    • Hij, zij, het aquarelleerde.