aquarelleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aqua·rel·leer

Werkwoord

vervoeging van
aquarelleren

aquarelleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aquarelleren
    • Ik aquarelleer. 
  2. gebiedende wijs van aquarelleren
    • Aquarelleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aquarelleren
    • Aquarelleer je?