Naar inhoud springen

apporteerde

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 10 feb 2016 om 17:04 (audio nld, IPA nld)
  • ap·por·teer·de
vervoeging van
apporteren

apporteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van apporteren
    • Ik apporteerde. 
    • Jij apporteerde. 
    • Hij, zij, het apporteerde.