apporteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: apporteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ap·por·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
apporteren |
apporteerde
- enkelvoud verleden tijd van apporteren
- Ik apporteerde.
- Jij apporteerde.
- Hij, zij, het apporteerde.
- Ik apporteerde.