Naar inhoud springen

anticipe

Uit WikiWoordenboek
vervoeging van
anticiper

anticipe

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van anticiper
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van anticiper
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van anticiper


vervoeging van
anticipar

anticipe

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van anticipar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van anticipar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van anticipar