analogiseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: analogiseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ana·lo·gi·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
analogiseren |
analogiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van analogiseren
- Ik analogiseer.
- gebiedende wijs van analogiseren
- Analogiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van analogiseren
- Analogiseer je?