amplificeerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·pli·fi·ceer·den

Werkwoord

vervoeging van
amplificeren

amplificeerden

  1. meervoud verleden tijd van amplificeren
    • Wij amplificeerden. 
    • Jullie amplificeerden. 
    • Zij amplificeerden.