amplificeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- am·pli·fi·ceer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
amplificeren |
amplificeerden
- meervoud verleden tijd van amplificeren
- Wij amplificeerden.
- Jullie amplificeerden.
- Zij amplificeerden.
- Wij amplificeerden.