Naar inhoud springen

amplificeerde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 18 aug 2017 om 19:52 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *am·pli·fi·ceer·de {{-verb-|0}} {{ovt-e...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • am·pli·fi·ceer·de
vervoeging van
amplificeren

amplificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van amplificeren
    • Ik amplificeerde. 
    • Jij amplificeerde. 
    • Hij, zij, het amplificeerde.