amerikaniseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ame·ri·ka·ni·seer

Werkwoord

vervoeging van
amerikaniseren

amerikaniseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amerikaniseren
    • Ik amerikaniseer. 
  2. gebiedende wijs van amerikaniseren
    • Amerikaniseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amerikaniseren
    • Amerikaniseer je? 

Gangbaarheid