Naar inhoud springen
Hoofdmenu
Hoofdmenu
naar zijbalk verplaatsen
verbergen
Navigatie
Hoofdpagina
Recente wijzigingen
Nieuwe pagina's
Willekeurig woord
Willekeurig NL woord
Woord begint met ...
Categorieën
Informatie
De kroeg
Hulp
Helpdesk
Zusterprojecten
Wikibooks
Wikinieuws
Wikipedia
Wikiquote
Wikisource
Commons
Zoeken
Zoeken
Financieel bijdragen
Uiterlijk
Account aanmaken
Aanmelden
Persoonlijke hulpmiddelen
Account aanmaken
Aanmelden
Pagina's voor uitgelogde redacteuren
meer lezen
Bijdragen
Overleg
alborear/vervoeging
Talen toevoegen
Pagina
Overleg
Nederlands
Lezen
Bewerken
Geschiedenis weergeven
Hulpmiddelen
Hulpmiddelen
naar zijbalk verplaatsen
verbergen
Handelingen
Lezen
Bewerken
Geschiedenis weergeven
Algemeen
Links naar deze pagina
Gerelateerde wijzigingen
Bestand uploaden
Speciale pagina's
Permanente koppeling
Paginagegevens
Deze pagina citeren
Verkorte URL verkrijgen
QR-code downloaden
Afdrukken/exporteren
Boek aanmaken
Downloaden als PDF
Afdrukversie
In andere projecten
Uiterlijk
naar zijbalk verplaatsen
verbergen
Uit WikiWoordenboek
Versie door
AnnabelsBot
(
overleg
|
bijdragen
)
op 7 nov 2011 om 00:49
(telling)
(
wijz
)
← Oudere versie
| Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
vervoeging
van het Spaanse werkwoord
alborear
Infinitief
(
infinitivo
)
Voltooid deelwoord
(
participio
)
Onvoltooid deelwoord
(
gerundio
)
alborear
alboreado
alboreando
Aantonende wijs
(
modo indicativo
)
presente
pretérito imperfecto
pretérito indefinido
futuro
condicional
yo
alboreo
yo
alboreaba
yo
alboreé
yo
alborearé
yo
alborearía
tu
alboreas
tu
alboreabas
tu
alboreaste
tu
alborearás
tu
alborearías
él, ella, usted
alborea
él, ella, usted
alboreaba
él, ella, usted
alboreó
él, ella, usted
alboreará
él, ella, usted
alborearía
nosotros, nosotras
alboreamos
nosotros, nosotras
alboreábamos
nosotros, nosotras
alboreamos
nosotros, nosotras
alborearemos
nosotros, nosotras
alborearíamos
vosotros, vosotras
alboreáis
vosotros, vosotras
alboreabais
vosotros, vosotras
alboreasteis
vosotros, vosotras
alborearéis
vosotros, vosotras
alborearíais
ellos, ellas, ustedes
alborean
ellos, ellas, ustedes
alboreaban
ellos, ellas, ustedes
alborearon
ellos, ellas, ustedes
alborearán
ellos, ellas, ustedes
alborearían
Aanvoegende wijs
(
modo subjuntivo
)
Gebiedende wijs
(
modo imperativo
)
presente
pretérito imperfecto
futuro
bevestigend
ontkennend
yo
alboree
yo
alboreara
alborease
yo
alboreare
—
—
—
tú
alborees
tú
alborearas
alboreases
tú
alboreares
tú
alborea
no
alborees
él, ella, usted
alboree
él, ella, usted
alboreara
alborease
él, ella, usted
alboreare
él, ella, usted
alboree
no
alboree
nosotros, nosotras
alboreemos
nosotros, nosotras
alboreáramos
alboreásemos
nosotros, nosotras
alboreáremos
nosotros, nosotras
alboreemos
no
alboreemos
vosotros, vosotras
alboreéis
vosotros, vosotras
alborearais
alboreaseis
vosotros, vosotras
alboreareis
vosotros, vosotras
alboread
no
alboreéis
ellos, ellas, ustedes
alboreen
ellos, ellas, ustedes
alborearan
alboreasen
ellos, ellas, ustedes
alborearen
ellos, ellas, ustedes
alboreen
no
alboreen
Categorie
:
Vervoeging in het Spaans