afzeil
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·zeil
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzeilen |
afzeil
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeilen
- ... dat ik afzeil.
Gangbaarheid
- Het woord afzeil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.