Naar inhoud springen

afwentel

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 12 mei 2017 om 10:23 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *af·wen·tel {{-verb-|0}} {{1ps-bijz|afwen...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • af·wen·tel
vervoeging van
afwentelen

afwentel

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwentelen
    • ... dat ik afwentel.