afstraft
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·straft
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstraffen |
afstraft
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstraffen
- ... dat jij afstraft.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstraffen
- ... dat hij afstraft.