afstraalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·straalt

Werkwoord

vervoeging van
afstralen

afstraalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstralen
    • ... dat jij afstraalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstralen
    • ... dat hij afstraalt. 

Gangbaarheid