afsplijtende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·splij·ten·de
Werkwoord
vervoeging van: | afsplijten |
afsplijtende
- verbogen vorm van afsplijtend, het onvoltooid deelwoord van afsplijten
vervoeging van: | afsplijten |
verbogen vorm: | afsplijtendee |
afsplijtende