afserveer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ser·veer

Werkwoord

vervoeging van
afserveren

afserveer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afserveren
    • ... dat ik afserveer. 
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=afserveer&oldid=3491097"