afscheepten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afscheepten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·scheep·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afschepen |
afscheepten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afschepen
- ...dat wij afscheepten.
- ...dat jullie afscheepten.
- ...dat zij afscheepten.
- ...dat wij afscheepten.