afschaduwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·scha·duwt

Werkwoord

vervoeging van
afschaduwen

afschaduwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschaduwen
    • ... dat jij afschaduwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschaduwen
    • ... dat hij afschaduwt. 

Gangbaarheid