Naar inhoud springen

afruil

Uit WikiWoordenboek
  • af·ruil
vervoeging van
afruilen

afruil

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afruilen
    • ... dat ik afruil. 
47 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be