afnummerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·num·mer·den

Werkwoord

vervoeging van
afnummeren

afnummerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afnummeren
    • ...dat wij afnummerden. 
    • ...dat jullie afnummerden. 
    • ...dat zij afnummerden. 

Gangbaarheid