afmelkten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·melk·ten

Werkwoord

vervoeging van
afmelken

afmelkten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afmelken
    • ...dat wij afmelkten. 
    • ...dat jullie afmelkten. 
    • ...dat zij afmelkten. 

Gangbaarheid