afmartelde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afmartelde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·mar·tel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afmartelen |
afmartelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afmartelen
- ... dat ik afmartelde.
- ... dat jij afmartelde.
- ... dat hij, zij, het afmartelde.
- ... dat ik afmartelde.
Gangbaarheid
- Het woord afmartelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.