afdreigde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·dreig·de

Werkwoord

vervoeging van
afdreigen

afdreigde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afdreigen
    • ... dat ik afdreigde. 
    • ... dat jij afdreigde. 
    • ... dat hij, zij, het afdreigde. 

Gangbaarheid