acquireer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·qui·reer

Werkwoord

vervoeging van
acquireren

acquireer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acquireren
    • Ik acquireer. 
  2. gebiedende wijs van acquireren
    • Acquireer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acquireren
    • Acquireer je?