acquiesceerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·qui·es·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
acquiesceren |
acquiesceerde
- enkelvoud verleden tijd van acquiesceren
- Ik acquiesceerde.
- Jij acquiesceerde.
- Hij, zij, het acquiesceerde.
- Ik acquiesceerde.