accompagneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·com·pag·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
accompagneren

accompagneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van accompagneren
    • Ik accompagneerde. 
    • Jij accompagneerde. 
    • Hij, zij, het accompagneerde.