academiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aca·de·mi·seer

Werkwoord

vervoeging van
academiseren

academiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van academiseren
    • Ik academiseer. 
  2. gebiedende wijs van academiseren
    • Academiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van academiseren
    • Academiseer je?