abstineerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·sti·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
abstineren

abstineerde

  1. enkelvoud verleden tijd van abstineren
    • Ik abstineerde. 
    • Jij abstineerde. 
    • Hij, zij, het abstineerde.