absenteerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·sen·teer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
absenteren |
absenteerden
- meervoud verleden tijd van absenteren
- Wij absenteerden.
- Jullie absenteerden.
- Zij absenteerden.
- Wij absenteerden.
vervoeging van |
---|
absenteren |
absenteerden