abrikoteerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- abri·ko·teer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
abrikoteren |
abrikoteerden
- meervoud verleden tijd van abrikoteren
- Wij abrikoteerden.
- Jullie abrikoteerden.
- Zij abrikoteerden.
- Wij abrikoteerden.
Gangbaarheid
- Het woord 'abrikoteerden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.