abimeerden
Uiterlijk
- Geluid: abimeerden (hulp, bestand)
- abi·meer·den
vervoeging van |
---|
abimeren |
abimeerden
- meervoud verleden tijd van abimeren
- Wij abimeerden.
- Jullie abimeerden.
- Zij abimeerden.
- Wij abimeerden.
- Het woord abimeerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.