aanwierpen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·wier·pen

Werkwoord

vervoeging van
aanwerpen

aanwierpen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanwerpen
    • ...dat wij aanwierpen. 
    • ...dat jullie aanwierpen. 
    • ...dat zij aanwierpen. 

Gangbaarheid