aansnelle
Nederlands
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
- aan·snel·le
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aansnellen |
aansnelle
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aansnellen
- ... dat men aansnelle.
vervoeging van |
---|
aansnellen |
aansnelle