Naar inhoud springen

aanprikkelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·prik·kel·den

Werkwoord

vervoeging van
aanprikkelen

aanprikkelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanprikkelen
    • ...dat wij aanprikkelden. 
    • ...dat jullie aanprikkelden. 
    • ...dat zij aanprikkelden. 

Gangbaarheid