aankruit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kruit

Werkwoord

vervoeging van
aankruien

aankruit

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankruien
    • ... dat jij aankruit. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankruien
    • ... dat hij aankruit. 

Gangbaarheid