aangluurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·gluurt

Werkwoord

vervoeging van
aangluren

aangluurt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangluren
    • ... dat jij aangluurt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangluren
    • ... dat hij aangluurt. 

Gangbaarheid