muziekleraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mu·ziek·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van muziek en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muziekleraar | muziekleraars muziekleraren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de muziekleraar m
- (muziek) (onderwijs) (beroep) iemand waarbij men lessen in muziek kan volgen
- (onderwijs) (beroep) een leraar die les geeft in het schoolvak waarin geleerd wordt over muziek en gespeeld wordt op instrumenten.
Synoniemen
Verwante begrippen
- [2] aardrijkskundeleraar, biologieleraar, economieleraar, geschiedenisleraar, godsdienstleraar, handvaardigheidleraar, informaticaleraar, natuurkundeleraar, scheikundeleraar, sportleraar, techniekleraar, tekenleraar, wiskundeleraar
- muziekboek, muziekles, muzieklerares, muzieklokaal, muziekonderwijs
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord muziekleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.