zooien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zooi·en

Zelfstandig naamwoord

de zooienmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zooi
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zooien
zooide
gezooid
zwak -d volledig

Werkwoord

zooien [1] [2] [3]

  1. inergatief rommelen, klooien
  2. inergatief (jongerentaal) elkaar bij de revers pakken en op de grond proberen te gooien
     Traditiegetrouw wordt er op de kade door rivaliserende verenigingen gezooid of gebrast, in gewone mensentaal, er wordt een beetje aan de revers van de verenigingsjasjes getrokken en, na deze lozing van testostoron en eer, wordt er vriendschappelijk samen wat gedronken.[4]

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen