zoekmaakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoek·maakt

Werkwoord

vervoeging van
zoekmaken

zoekmaakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoekmaken
    • ... dat jij zoekmaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoekmaken
    • ... dat hij zoekmaakt.