zesvoudig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·vou·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zesvoudig
verbogen zesvoudige
partitief zesvoudigs

Bijvoeglijk naamwoord

zesvoudig

  1. voor de zesde keer
    • Dat er een zesvoudig schaatskampioen kan zijn zegt misschien wat over het aantal mensen dat schaatst op wedstrijdniveau. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be