zegene

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ge·ne

Werkwoord

vervoeging van
zegenen

zegene

  1. aanvoegende wijs van zegenen in de tegenwoordige tijd
    • Huilend zei hij: ‘God zegene je, je bent de zoon van een rechtschapen en goede vader. (Tob 7,7) 
    • De Heer zegene je oren dat je Zijn stem beluistere, Hij zegene je ogen dat je Zijn licht ontdekke, Hij zegene je mond dat je met heel Zijn volk Zijn Naam belijde, Hij zegene je handen dat ze Zijn gaven ontvangen en niet voor jezelf houde, Hij zegene je voeten, dat je de weg van vrede ga. (Doopzege)