zeemde af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeem·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzemen |
zeemde af
- enkelvoud verleden tijd van afzemen
- Ik zeemde af.
- Jij zeemde af.
- Hij, zij, het zeemde af.
- Ik zeemde af.
vervoeging van |
---|
afzemen |
zeemde af