zadeldaktoren

Uit WikiWoordenboek
De zadeldaktoren van de Magnuskerk van Anloo

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·del·dak·to·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zadeldaktoren zadeldaktorens
verkleinwoord zadeldaktorentje zadeldaktorentjes

Zelfstandig naamwoord

de zadeldaktorenm

  1. een toren met een eenvoudige dakconstructie in de vorm van twee schuin tegen elkaar opstaande met pannen gedekte vlakken die samen wel wat op een zadel gelijken
    • Romaanse kerken in bepaalde delen van Nederland hebben soms een zadeldaktoren. 

Meer informatie

Gangbaarheid