witzijden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wit·zij·den
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen witzijden
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

witzijden

  1. gemaakt van zijde met een witte kleur
     Een heel dik meisje, in een witzijden jurk zat wat afzijdig, op een laag bankje, waartegen aan de achterkant een groen bordkarton was gelijmd.[2]
     Soms ving ik flarden op van bekende teksten, maar meestal was hij amper te volgen. Geen wonder, want Dylan was al bijna tachtig: de hoge noten haalde hij niet meer. Toch was hij in een uitstekend humeur, en droeg een zwarte broek met een witte bies en een ondeugend witzijden sjaaltje dat fladderde in de Deense wind.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2022 Weblink bron “Een confronterende odyssee naar het Deense popwalhalla” (13/09/2019), HP de Tijd