winkelconcern

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  winkelconcern    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• win·kel·con·cern

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  winkel zn  en  concern zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	winkelconcern	winkelconcerns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het winkelconcern o

1. (bedrijfskunde) bedrijf dat bestaat uit een aantal losse winkels

   ▸ Winkelconcern Hema wil af van franchisenemers die in het bestuur van de ondernemersvereniging zitten. Het bedrijf heeft de contracten met de bestuursleden van de Vereniging Aangesloten Bedrijven (VAB) opgezegd. Dat bevestigen de bestuursleden naar aanleiding van een bericht in het FD. Ze dreigen nu hun winkels te verliezen.

   ▸ In Groot-Brittannië deed IKEA afgelopen jaar onderzoek naar de effecten van het vervangen van de gedrukte catalogus. In Nederland werd vorig jaar ook een kleinere oplage verstuurd, zo'n 4 miljoen exemplaren in plaats van de gebruikelijke 6 miljoen. Er waren geen negatieve gevolgen voor de omzet, aldus het winkelconcern.

   ▸ Moet de Nederlandse overheid bijspringen om winkelconcern HEMA overeind te houden? Die vraagt ligt volgens Het Financieele Dagblad op tafel. De krant schrijft dat de overheid betrokken is bij onderhandelingen die de eigenaar Marcel Boekhoorn voert met banken en schuldeisers.

Gangbaarheid

• Het woord winkelconcern staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.