wijdeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de wijdeling ontvangt de priesterwijding
Uitspraak
Woordafbreking
  • wij·de·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijdeling wijdelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wijdelingm

  1. (religie) iemand die de priesterwijding ontvangt
     Vóór de wijding vlijen de wijdelingen zich als teken van overgave languit neer op het altaar en bidt de kerkgemeenschap de litanie van alle heiligen – en dat zijn er nogal wat.[2]
     Voor de kerk demonstreerden kritische rooms-katholieken, terwijl in de kathedraal tot twee keer toe applaus voor de wijdeling klonk.[3]
     Mgr. Meagher, aartsbisschop van Kingston, waar Gananoque ligt en vanwaar de wijdingsboot vertrok, had voorafgaand aan de wijdingsplechtigheid laten weten dat de personen die de wijdingen verrichten, niet gemachtigd zijn dit te doen en dat de kandidaat-wijdelingen niet in aanmerking komen. De bisschop onderstreepte ook "dat de vrouwen veel goed doen in de kerk".[4]

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Matt Dings
    “De wond’ren om Jim Schilder” (03/06/2012), HP de Tijd
  3. Bronlink Weblink bron “Arts-theoloog Eijk trouw aanhanger leer RK-Kerk” (12-12-2007), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink Weblink bron
    mcu
    “Negen vrouwen tot priester gewijd” (26/07/2005), De Standaard
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be