welvoer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·voer

Werkwoord

vervoeging van
welvaren

welvoer

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van welvaren
    • ... dat ik welvoer. 
    • ... dat jij welvoer. 
    • ... dat hij, zij, het welvoer.