wegsluisde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·sluis·de

Werkwoord

vervoeging van
wegsluizen

wegsluisde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegsluizen
    • ... dat ik wegsluisde. 
    • ... dat jij wegsluisde. 
    • ... dat hij, zij, het wegsluisde.