wegsluipt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weg·sluipt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wegsluipen |
wegsluipt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegsluipen
- ... dat jij wegsluipt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegsluipen
- ... dat hij wegsluipt.